Dromen
Pauline@rouwig.nl

In de maanden na het overlijden van Stefan had ik vaak nachtmerrieachtige dromen. Veel dood en verderf, bloed, achtervolgingen, narigheid. Soms wist ik alleen nog maar dat het heel zwart en naar was, soms stonden de bloedspetters op mijn netvlies gebrand. En heel vaak -niet verwonderlijk natuurlijk- speelde Stefan daarin een rol.
In de loop der tijd is dat gelukkig minder geworden, maar ik droom meer dan vroeger. Of eigenlijk moet ik waarschijnlijk zeggen dat ik vaker het besef heb van dromen, want je schijnt altijd te dromen maar je lang niet altijd te kunnen herinneren waarover. Van de week wist ik echter precies waar het over ging. Ik zat met Stefan te praten. Hij hing onderuit op een bank en zag eruit als op zijn laatste verjaardag: kort haar, mager, bleek, maar vol verhalen en levenslust. Hij woonde op zichzelf en vertelde over het huis waarin hij op kamers woonde en over zijn vrienden. Ik kon hem zien, horen, aanraken! Hij was zo echt, zo dichtbij… De realiteit kwam dan ook hard binnen toen ik wakker werd. Ik wilde hem net vastpakken toen ik besefte dat hij er niet meer is. Dat ik hem nooit meer kan aanraken, nooit meer kan horen vertellen. Bam! Zo dichtbij en zo ver weg.
Ik ben de hele dag van slag geweest. Niet omdat ik over hem gedroomd had, maar omdat ik heel even, in dat moment tussen slaap en ontwaken, echt dacht dat hij er was. Denken aan iemand terwijl je weet dat hij er niet meer is, is blijkbaar toch anders dan gedachten aan iemand die er nog wel is. Klinkt logisch, maar als dat besef doordringt, doet het weer pijn, moet je weer een beetje afscheid nemen, is er weer een laagje afgepeld van dat verdriet dat onvoorstelbaar groot is. Ik vraag me af of je daardoor steeds dieper tot de kern doordringt of dat het juist steeds verder van je af komt te staan. De tijd zal het leren, misschien wel via dromen.









